Uit de Yetimanual: Het ESP schakelt bij het starten van de motor automatisch in en voert een zelftest uit. Het ESP-regelapparaat verwerkt de gegevens van de afzonderlijke systemen. Het verwerkt bovendien extra meetgegevens die door de uiterst gevoelige sensoren worden aangeleverd: de giersnelheid van de auto om de topas, de acceleratie in dwarsrichting, de remdruk en de stuuruitslag. Op basis van de stuuruitslag en de rijsnelheid wordt de door de bestuurder gekozen rijrichting bepaald, die constant met het werkelijke gedrag van de auto wordt vergeleken. Bij afwijkingen, zoals bijv. bij de neiging tot slippen, remt het ESP het betreffende wiel automatisch af. Door de bij het afremmen van het wiel ontstane krachten wordt de auto weer gestabiliseerd. Bij overstuur (neiging tot het uitbreken van de achterzijde) vindt de remingreep hoofdzakelijk plaats in het voorwiel buiten in de bocht, en bij onderstuur (neiging tot het rechtuitschuiven uit de bocht) bij het achterwiel dat zich aan de binnenzijde van de bocht bevindt. Deze remingreep gaat gepaard met geluid. Tijdens de ingreep in het systeem knippert het controlelampje op het instrumentenpaneel bladzijde 34. Het ESP werkt in combinatie met het ABS bladzijde 171, ’Antiblokkeersysteem (ABS)’. Bij een ABS-storing valt ook het ESP uit. Bij een storing aan de ESP brandt op het instrumentenpaneel het ESP-controlelampje